Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als nu een profeet [24]overreed zal zijn, en [25]iets gesproken zal hebben, Ik, de HEERE, heb dienzelven profeet [26]overreed, en Ik zal [27]Mijn hand tegen hem uitstrekken, en zal hem verdelgen uit het midden van Mijn volk Israel. 24. Te weten van de huichelaars, die hun raad vragen en begeren dat hun wat goeds geprofeteerd worde. Zie van het Hebreeuwse woord Richt.14:15. 25. Te weten dat de vrager gaarne hoort, maar vals is. 26. Te weten niet met den profeet enig kwaad in te geven, maar met de huichelarij des vragers door den profeten lichtvaardigheid en gierigheid, die van den profeet en den satan komen, rechtvaardiglijk te straffen; vergelijk 2 Sam.11:12; 1 Kon.12:15 en 1 Kon.22:22; Jer.4:10 met de aantekening; idem 2 Thess.2:11,12. 27. Te weten tegen dien profeet, om hem te straffen; alzo Ex.7:5, Jes.5:25; Jer.15:6; onder vs.13 en hfdst.25 vs.7, enz.